Aller au contenu

aanvuren

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

aanvuren transitif

Présent Prétérit
ik vuur aan vuurde aan
jij vuurt aan
hij, zij, het vuurt aan
wij vuren aan vuurden aan
jullie vuren aan
zij vuren aan
u vuurt aan vuurde aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben aanvurend aangevuurd
  1. Stimuler.
  2. Inciter, pousser à ...

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 92,8 % des Flamands,
  • 86,1 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]