Aller au contenu

aanporren

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Présent Prétérit
ik por aan porde aan
jij port aan
hij, zij, het port aan
wij porren aan porden aan
jullie porren aan
zij porren aan
u port aan porde aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben aanporrend aangepord

aanporren \Prononciation ?\ transitif

  1. Stimuler.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 95,0 % des Flamands,
  • 69,7 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]