Aller au contenu

overkomen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Dérivé par préfixation de komen.
Présent Prétérit
ik overkom overkwam
jij overkomt
hij, zij, het overkomt
wij overkomen overkwamen
jullie overkomen
zij overkomen
u overkomt overkwam
Auxiliaire Participe présent Participe passé
zijn overkomend overkomen

overkómen \ovərˈkomən\ intransitif

  1. Arriver.
    • je raadt nooit wat is mij overkomen
      tu ne devineras jamais ce qui m’est arrivé
    • dat zal mij nooit weer overkomen
      cela ne m’arrivera plus, on ne m’y prendra plus
Présent Prétérit
ik kom over kwam over
jij komt over
hij, zij, het komt over
wij komen over kwamen over
jullie komen over
zij komen over
u komt over kwam over
Auxiliaire Participe présent Participe passé
zijn komen overd overgekomen

óverkomen \ˈovərkomən\ intransitif

  1. Passer par-dessus.
    • een zweefvliegtuig komt over
      un planeur nous survole
  2. Être bien reçu, passer la rampe.
    • overkomen als intelligent
      paraître intelligent
    • zijn grappen kwamen niet goed over
      ses plaisanteries ne passaient pas
  3. Venir (d’ailleurs).
    • hij is uit Duitsland overgekomen
      il est venu d’Allemagne
passer par-dessus
être bien reçu
venir

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,2 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]
verbe 1 :
verbe 2 :

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]