Aller au contenu

gevuld

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Participe passé de vullen (remplir).
Forme Positif Comparatif Superlatif
Forme indéclinée gevuld gevulder gevuldst
Forme déclinée gevulde gevuldere gevuldste  
Forme partitive gevulds gevulders

gevuld \Prononciation ?\

  1. Plein, rebondi, rondelet.
    • De dagen waren gevuld met fietsen, vissen, zwemmen in het modderige water van de spuikom, wandelingen in het schor, varen op de kreek, het bouwen van een kamp. — (Corine Kisling, Paul Verhuyck, Het leugenverhaal, de Arbeiderspers, 2007)
      Les journées étaient remplies par le vélo, la pêche, la baignade dans l'eau vaseuse du bassin de chasse, les promenades dans les marais salants, le bateau sur la crique, la construction d'un campement.
  2. (Cuisine) Farci, fourré.
    • gevulde tomaten
      tomates farcies
plein
farci

Forme de verbe

[modifier le wikicode]

gevuld \Prononciation ?\

  1. Participe passé de vullen.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]