Aller au contenu

blijken

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Apparenté à bleek (pâle, blanc) et à blinken (briller, reluire).
Présent Prétérit
ik blijk bleek
jij blijkt
hij, zij, het blijkt
wij blijken bleken
jullie blijken
zij blijken
u blijkt bleek
Auxiliaire Participe présent Participe passé
zijn blijkend gebleken

blijken \blɛj.kə:\ intransitif

  1. Se révéler, apparaître clairement, se trouver, s’avérer, être clair
    • het blijkt : il ressort, il apparaît, il résulte
    • uit het rapport blijkt dat : il résulte du rapport que
    • uit dit onderzoek blijkt dat : cette étude révèle que
    • van iets doen blijken : faire état de
    • doen blijken van justifier de

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,7 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.


Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]