Aller au contenu

aanklagen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Composé de la particule séparable aan et du verbe klagen (« se plaindre »).
Présent Prétérit
ik klaag aan klaagde aan
jij klaagt aan
hij, zij, het klaagt aan
wij klagen aan klaagden aan
jullie klagen aan
zij klagen aan
u klaagt aan klaagde aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben klagen aand aangeklaagd

aanklagen \Prononciation ?\ transitif

  1. Inculper, mettre en examen.
    • Twee Brusselse politie-officieren worden aangeklaagd, [...] — (De Morgen, 3 décembre 2008 : Deux officiers de police de Bruxelles ont été inculpés, [...])
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
    • Iemand aanklagen wegens diefstal.
      Accuser quelqu’un de vol.
    • Het aangeklaagde verzuim.
      L’omission dénoncée.

Apparentés étymologiques

[modifier le wikicode]

Vocabulaire apparenté par le sens

[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]