uitroepen
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
- Dérivé par préfixation de roepen.
Verbe [modifier le wikicode]
uitroepen \Prononciation ?\ transitif
- S’écrier, s’exclamer, crier.
"niet te geloven!" riep hij uit
- "incroyable", s’exclama-t-il
- Proclamer.
iem. tot koning uitroepen
- proclamer quelqu’un roi
zichzelf uitroepen tot keizer
- s’autoproclamer empereur
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,5 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- (Région à préciser) : écouter « uitroepen [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]