Aller au contenu

uitglijden

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Dérivé par préfixation de glijden.
Présent Prétérit
ik glijd uit gleed uit
jij glijdt uit
hij, zij, het glijdt uit
wij glijden uit gleden uit
jullie glijden uit
zij glijden uit
u glijdt uit gleed uit
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben glijden uitd uitgegleden

uitglijden \Prononciation ?\ intransitif

  1. Glisser.
    • over een bananeschil uitglijden
      glisser sur une peau de banane
    • het uitglijden
      la glissade

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 99,0 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]