gever
Apparence
Étymologie
[modifier le wikicode]Nom commun
[modifier le wikicode]gever \Prononciation ?\ masculin (pour une femme, on dit : geefster)
Synonymes
[modifier le wikicode]Dérivés
[modifier le wikicode]- aangever
- basketbalverslaggever
- berichtgever
- bewaargever
- bloedgever (donneur de sang)
- boekenuitgever
- bouwwerkgever
- bruikleengever
- collega-uitgever
- dagbladuitgever
- decreetgever
- doorgever
- doorwerkgever
- ex-werkgever
- franchisegever
- game-uitgever
- gastgever
- geldgever
- grondwetgever
- havenwerkgever
- hulpgever
- hypotheekgever
- journaalverslaggever
- krantenuitgever
- kredietgever
- lastgever
- leidinggever
- lesgever
- medeopdrachtgever
- medewetgever
- metaalwerkgever
- misdaadverslaggever
- muziekuitgever
- naamgever
- oorlogsverslaggever
- opdrachtgever
- opgever
- oud-werkgever
- overheidswerkgever
- pandgever
- productvormgever
- raadgever
- radioverslaggever
- regelgever
- rentegever
- richtinggever
- seingever
- simultaangever
- societyverslaggever
- sportverslaggever
- staalwerkgever
- stagegever
- sterverslaggever
- subsidiegever
- televisieverslaggever
- tijdschriftenuitgever
- tijdschriftuitgever
- tipgever
- uitgever
- verslaggever
- volmachtgever
- voordrachtgever
- vormgever
- weggever
- werkgever
- wetgever
Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 89,8 % des Flamands,
- 97,2 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]- (Région à préciser) : écouter « gever [Prononciation ?] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]