coëfficiënt
Apparence
:
Étymologie
[modifier le wikicode]- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
[modifier le wikicode]Nombre | Singulier | Pluriel |
---|---|---|
Nom | coëfficiënt | coëfficiënten |
Diminutif | — | — |
coëfficiënt \ko.(ʔ)ɛ.fi.ˈsjɛnt, ko.(ʔ)ɛ.fi.ˈʃɛnt\ masculin
Dérivés
[modifier le wikicode]- absorptiecoëfficiënt
- bebouwingscoëfficiënt
- binomiaalcoëfficiënt
- correlatiecoëfficiënt
- determinatiecoëfficiënt
- diffusiecoëfficiënt
- geleidingscoëfficiënt
- gevoeligheidscoëfficiënt
- gewichtscoëfficiënt
- mortaliteitscoëfficiënt
- nuttigheidscoëfficiënt
- reflectiecoëfficiënt
- restitutiecoëfficiënt
- richtingscoëfficiënt
- spanningscoëfficiënt
- temperatuurcoëfficiënt
- uitzettingscoëfficiënt
- variatiecoëfficiënt
- verdelingscoëfficiënt
- weerstandscoëfficiënt
- wrijvingscoëfficiënt
Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 97,3 % des Flamands,
- 93,2 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]- (Région à préciser) : écouter « coëfficiënt [ko.(ʔ)ɛ.fi.ˈsjɛnt, ko.(ʔ)ɛ.fi.ˈʃɛnt] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]