Aller au contenu

afelpen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Forme de verbe

[modifier le wikicode]
Voir la conjugaison du verbe afelpar
Subjonctif Présent que (yo) afelpen
que (tú) afelpen
que (vos) afelpen
que (él/ella/usted) afelpen
que (nosotros-as) afelpen
que (vosotros-as) afelpen
que (os) afelpen
(ellos-as/ustedes) afelpen
Imparfait (en -ra) que (yo) afelpen
que (tú) afelpen
que (vos) afelpen
que (él/ella/usted) afelpen
que (nosotros-as) afelpen
que (vosotros-as) afelpen
que (os) afelpen
(ellos-as/ustedes) afelpen
Imparfait (en -se) que (yo) afelpen
que (tú) afelpen
que (vos) afelpen
que (él/ella/usted) afelpen
que (nosotros-as) afelpen
que (vosotros-as) afelpen
que (os) afelpen
(ellos-as/ustedes) afelpen
Futur que (yo) afelpen
que (tú) afelpen
que (vos) afelpen
que (él/ella/usted) afelpen
que (nosotros-as) afelpen
que (vosotros-as) afelpen
que (os) afelpen
(ellos-as/ustedes) afelpen
Impératif Présent (tú) afelpen
(vos) afelpen
(usted) afelpen
(nosotros-as) afelpen
(vosotros-as) afelpen
(os) afelpen
(ustedes) afelpen

afelpen \aˈfel.pen\

  1. Troisième personne du pluriel du présent du subjonctif de afelpar.
  2. Troisième personne du pluriel de l’impératif de afelpar.

Prononciation

[modifier le wikicode]