aantrekken
Apparence
Étymologie
[modifier le wikicode]Verbe 1
[modifier le wikicode]Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | trek aan | trok aan |
jij | trekt aan | |
hij, zij, het | trekt aan | |
wij | trekken aan | trokken aan |
jullie | trekken aan | |
zij | trekken aan | |
u | trekt aan | trok aan |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | aantrekend | aangetrokken |
aantrekken \ˈaːnˌtrɛkə(n)\ transitif
- Mettre, revêtir, passer, enfiler.
- Zijn jas aantrekken.
- Endosser son pardessus.
- Wie de schoen past, trekke hem aan.
- À bon entendeur, salut!
- Zijn jas aantrekken.
- Attirer, allécher, solliciter, appâter.
- Personeel aantrekken.
- Embaucher, engager du personnel.
- Zich aangetrokken voelen tot iemand.
- Se sentir attiré vers quelqu’un, éprouver de l’attirance pour quelqu’un.
- De beurs heeft ca. 5.000 bezoekers aangetrokken.
- Le salon a drainé quelque 5.000 visiteurs.
- Personeel aantrekken.
- Serrer.
- De buikriem aantrekken.
- Se serrer la ceinture.
- De buikriem aantrekken.
Synonymes
[modifier le wikicode]mettre (s'habiller)
attirer
serrer
Antonymes
[modifier le wikicode]mettre (s'habiller)
- uitkleden (vêtements)
- uittrekken (chaussures)
- uitdoen (vêtements et chaussures)
attirer
serrer
Verbe 2
[modifier le wikicode]zich aantrekken \Prononciation ?\ réfléchi
- Se préoccuper de, se soucier de.
- Zich iemand aantrekken.
- S’intéresser à quelqu’un.
- Dat heeft hij zich erg aangetrokken.
- Ça l’a fort affecté.
Trek je er maar niets van aan!
- Ne t’en fais pas!
- Zich iemand aantrekken.
Verbe 3
[modifier le wikicode]aantrekken \Prononciation ?\ intransitif (ergatif)
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | trek aan | trok aan |
jij | trekt aan | |
hij, zij, het | trekt aan | |
wij | trekken aan | trokken aan |
jullie | trekken aan | |
zij | trekken aan | |
u | trekt aan | trok aan |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
zijn | aantrekend | aangetrokken |
- (Économie) Avoir tendance à la reprise.
- Het weer aantrekken van de economie.
- Le redémarrage (de l’activité) économique.
- Het weer aantrekken van de economie.
Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,5 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- Pays-Bas : écouter « aantrekken [Prononciation ?] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Catégories :
- néerlandais
- Lemmes en néerlandais
- Verbes en néerlandais
- Verbes transitifs en néerlandais
- Verbes réflexifs en néerlandais
- Exemples en néerlandais
- Verbes intransitifs en néerlandais
- Lexique en néerlandais de l’économie
- Mots reconnus par 100 % des Flamands
- Mots reconnus par 99 % des Néerlandais
- Verbes ergatifs en néerlandais