Aller au contenu

zuiver

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Forme Positif Comparatif Superlatif
Forme indéclinée zuiver zuiverder zuiverst
Forme déclinée zuivere zuiverdere zuiverste  
Forme partitive zuivers zuiverders

zuiver

  1. Pur.
    • zuivere lucht : air pur.
    • dat is zuiver toeval : c’est un pur hasard.
    • van zuiver wol : en pure laine.
    • zuiver en vrij (vrij en onbelast, vrij en onbezwaard) : franc et quitte.
    • de vrouw neemt de voorbehouden goederen terug, zuiver en vrij van alle andere schulden : la femme reprend les biens réservés francs et quittes de toutes dettes.

zuiver \Prononciation ?\

  1. * zuiver en alleen : purement et simplement.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]