zíj́
Apparence
:
Forme de pronom
[modifier le wikicode]zíj́ \zɛɪ\
- Forme emphatique de zij.
Maar afspraak is afspraak. Híj́ ging werken in het ziekenhuis in Harderwijk, zíj́ ging met hem mee op voorwaarde dat zij haar twee paarden aan huis kon houden.
— (« Quan keek naar zijn tuin en zag dat alles anders moest », dans NRC, 26 aout 2022 [texte intégral])