Aller au contenu

subsidiëren

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Présent Prétérit
ik subsidieer subsidieerde
jij subsidieert
hij, zij, het subsidieert
wij subsidiëren subsidieerden
jullie subsidiëren
zij subsidiëren
u subsidieert subsidieerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben subsidiërend gesubsidieerd

subsidiëren \Prononciation ?\

  1. Subventionner, subsidier.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 97,5 % des Flamands,
  • 98,0 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]