strandlaken

Néerlandais

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Nombre	Singulier	Pluriel
Nom	strandlaken	strandlakens
Diminutif	—	—

strandlaken \Prononciation ?\ neutre

Serviette de plage.
- Ze draaide zich om. In de linkerhoek van het dakterras lag Lua op een stretcher en strandlaken in de zon. Ze was naakt, op een donkere zonnebril na, en haar huid glom van de olie. — (Niels 't Hooft, De verdwijners, Uitgeverij Atlas Contact, 2013, page 146. → lire en ligne)
  La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
- Ik verleg mijn blik naar de Deense, die een zak zachte schuimsnoepjes kneedt. Met haar andere hand speelt ze met een flesje water. Als een taartje zit ze op het geel met rood gestreepte strandlaken. — (Rita Spijker, Ver van mij, Uitgeverij Marmer, 2014 (première édition 2012), page 198. → lire en ligne)
  La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)