Aller au contenu

overslaan

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Composé de over et de slaan.
Présent Prétérit
ik sla over sloeg over
jij slaat over
hij, zij, het slaat over
wij slaan over sloegen over
jullie slaan over
zij slaan over
u slaat over sloeg over
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben overslaand overgeslagen

overslaan \Prononciation ?\ transitif ou intransitif

  1. Sauter, omettre.
    • laten wij deze fase overslaan
      sautons cette étape
    • de lexicograaf heeft deze woorden overgeslagen
      le lexicographe a omis ces mots
  2. Transborder.
    • goederen overslaan
      transborder des marchandises
  3. (Intransitif) Gagner, se communiquer.
    • de brand is naar de naburige gebouwen overgeslagen
      le feu s’est propagé aux immeubles voisins
sauter
transborder
se propager

Prononciation

[modifier le wikicode]