numeriek
Étymologie
[modifier le wikicode]- Du français.
Adjectif
[modifier le wikicode]numeriek \Prononciation ?\
- Numérique.
een numerieke meerderheid hebben
- avoir une supériorité numérique
een numeriek systeem
- un système numéral
gereedschapswerktuig met numerieke besturing
- machine-outil à commande numérique
Adverbe
[modifier le wikicode]numeriek \Prononciation ?\
- Numériquement.
numeriek overtreffen
- être supérieur en nombre
Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 97,8 % des Flamands,
- 91,1 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]- (Région à préciser) : écouter « numeriek [Prononciation ?] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]