Aller au contenu

innoveren

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Du français innover.
Présent Prétérit
ik innoveer innoveerde
jij innoveert
hij, zij, het innoveert
wij innoveren innoveerden
jullie innoveren
zij innoveren
u innoveert innoveerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben innoverend geïnnoveerd

innoveren \Prononciation ?\ transitif/intransitif

  1. Innover.
    • Een mode innoveren.
      Innover une mode.
    • Een schrijver die voortdurend innoveert.
      Un écrivain qui innove constamment.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 96,8 % des Flamands,
  • 97,5 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]