Aller au contenu

identificeren

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

identificeren transitif

Présent Prétérit
ik identificeer identificeerde
jij identificeert
hij, zij, het identificeert
wij identificeren identificeerden
jullie identificeren
zij identificeren
u identificeert identificeerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben identificerend geïdentificeerd
  1. Identifier, situer.

Anciennes orthographes

[modifier le wikicode]

Apparentés étymologiques

[modifier le wikicode]

Vocabulaire apparenté par le sens

[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 97,3 % des Flamands,
  • 98,1 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]