Aller au contenu

grijnzen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

grijnzen intransitif

Présent Prétérit
ik grijns grijnsde
jij grijnst
hij, zij, het grijnst
wij grijnzen grijnsden
jullie grijnzen
zij grijnzen
u grijnst grijnsde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben grijnzend gegrijnsd
  1. Ricaner, grimacer.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 97,7 % des Flamands,
  • 98,8 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]