gezondheid
Apparence
Étymologie
[modifier le wikicode]- À rapprocher de l’allemand Gesundheit; dérivé de gesond, avec le suffixe -heid.
Nom commun
[modifier le wikicode]gezondheid \Prononciation ?\ (pluriel : gezondheden, jamais utilisé)
- Santé.
geestelijke gezondheid
- santé mentale
officier van gezondheid
- médecin militaire
een toonbeeld van gezondheid
- la santé même
een zwakke gezondheid hebben
- avoir une santé délicate
blaken van gezondheid
- respirer la santé
je moet nooit spotten met je gezondheid
- il ne faut pas plaisanter avec sa santé
problemen hebben met zijn gezondheid
- avoir des ennuis de santé
op iemands gezondheid drinken
- boire à la santé de quelqu’un
op uw gezondheid!
- à votre santé !
- (En trinquant) gezondheid!
- à vos souhaits !
- (À quelqu’un qui éternue) gezondheid !
- à tes souhaits !
Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 99,1 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]- (Région à préciser) : écouter « gezondheid [Prononciation ?] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]