Aller au contenu

gelijkzetten

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Composé de “gelijk” et “zetten”.

gelijkzetten transitif

Présent Prétérit
ik zet gelijk zette gelijk
jij zet gelijk
hij, zij, het zet gelijk
wij zetten gelijk zetten gelijk
jullie zetten gelijk
zij zetten gelijk
u zet gelijk zette gelijk
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben zetten gelijkd gelijkgezet
  1. Redresser un jugement.
  2. Mettre à l'heure.

Vocabulaire apparenté par le sens

[modifier le wikicode]
mettre à l'heure

Prononciation

[modifier le wikicode]