Aller au contenu

gelijktijdig

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Composé de gelijk (égal), de tijd (temps) et du suffixe -ig.
Forme Positif Comparatif Superlatif
Forme indéclinée gelijktijdig gelijktijdiger gelijktijdigst
Forme déclinée gelijktijdige gelijktijdigere gelijktijdigste  
Forme partitive gelijktijdigs gelijktijdigers

gelijktijdig \ɣǝ.lɛk.tɛj.diɣ\

  1. Simultané, synchrone.
  2. (Droit) Concurrent, concomitant.

gelijktijdig \Prononciation ?\

  1. Simultanément, en même temps.
    • gelijktijdig vertrekken
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
    • partir au même moment, <samen> partir ensemble
  2. (Droit) Concurremment.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,3 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]