Aller au contenu

feliciteren

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Du français féliciter.

feliciteren transitif

Présent Prétérit
ik feliciteer feliciteerde
jij feliciteert
hij, zij, het feliciteert
wij feliciteren feliciteerden
jullie feliciteren
zij feliciteren
u feliciteert feliciteerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben feliciterend gefeliciteerd
  1. Féliciter.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,3 % des Flamands,
  • 99,3 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]