Aller au contenu

compenseren

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Du français compenser.

compenseren transitif

Présent Prétérit
ik compenseer compenseerde
jij compenseert
hij, zij, het compenseert
wij compenseren compenseerden
jullie compenseren
zij compenseren
u compenseert compenseerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben compenserend gecompenseerd
  1. Compenser.

Anciennes orthographes

[modifier le wikicode]
  • compenseeren
  • kompenseren

Vocabulaire apparenté par le sens

[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,3 % des Flamands,
  • 98,9 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]