buitenstaander
Apparence
Étymologie
[modifier le wikicode]Nom commun
[modifier le wikicode]buitenstaander \Prononciation ?\ masculin
Nombre | Singulier | Pluriel |
---|---|---|
Nom | buitenstaander | buitenstaanders |
Diminutif | buitenstaandertje | buitenstaandertjes |
- Profane, étranger, tiers, externe.
De duotoren is vandaag niet enkel bovenmaats, met zijn 32 jaar geldt hij bovendien al als hoogbejaard. Voor een buitenstaander blijft het soms hoofdschudden, maar kantoorgebouwen halen soms zelfs hun dertigste verjaardag niet.
— (Kris Hendrickx, « Hoe corona een versneller is van processen die al bezig waren » dans Bruzz, no 1732, le 25 novembre 2020, p.14)- als buitenstaander oordelen : juger de l'extérieur.
Prononciation
[modifier le wikicode]- (Région à préciser) : écouter « buitenstaander [Prononciation ?] »