bruikleen
Étymologie
[modifier le wikicode]Nom commun
[modifier le wikicode]bruikleen neutre & masculin (Indénombrable)
- Commodat, prêt à usage.
- De collectie van Napoleon was in bruikleen bij de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis. : la collection de Napoléon était en prêt à usage par les Musées royaux d’Art et d’Histoire.
- iets in bruikleen hebben : avoir emprunté quelque chose.
- in bruikleen geven :donner en prêt à usage.
Synonymes
[modifier le wikicode]Dérivés
[modifier le wikicode]- bruiklener (commodant, prêteur)
- bruikleengever (commodant, prêteur)
- bruikleennemer (commodataire, emprunteur)
Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 94,0 % des Flamands,
- 97,3 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]- (Région à préciser) : écouter « bruikleen [Prononciation ?] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]