aanvoelen
Apparence
Étymologie
[modifier le wikicode]- Dérivé par préfixation de voelen « sentir ».
Verbe
[modifier le wikicode]Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | voel aan | voelde aan |
jij | voelt aan | |
hij, zij, het | voelt aan | |
wij | voelen aan | voelden aan |
jullie | voelen aan | |
zij | voelen aan | |
u | voelt aan | voelde aan |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | aanvoelend | aangevoeld |
aanvoelen \Prononciation ?\ transitif et intransitif
- Ressentir, sentir.
- Iemand aanvoelen.
- Comprendre quelqu’un intuitivement.
- Een stemming aanvoelen.
- Sentir une ambiance.
- Het weer voelt koud aan.
- Le fond de l’air est froid.
- Die stof voelt prettig aan.
- Ce tissu est agréable au toucher.
- Iemand aanvoelen.
Synonymes
[modifier le wikicode]Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 99,0 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]- Pays-Bas : écouter « aanvoelen [Prononciation ?] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]