aanreiken
Apparence
Étymologie
[modifier le wikicode]Verbe
[modifier le wikicode]Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | reik aan | reikte aan |
jij | reikt aan | |
hij, zij, het | reikt aan | |
wij | reiken aan | reikten aan |
jullie | reiken aan | |
zij | reiken aan | |
u | reikt aan | reikte aan |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | aanreikend | aangereikt |
aanreiken \Prononciation ?\ transitif (bitransitif)
Synonymes
[modifier le wikicode]- aangeven
- afdragen
- doorbrengen
- overbrengen
- overgeven
- overhandigen
- ter hand stellen
- toereiken
- verdrijven
Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 95,4 % des Flamands,
- 96,0 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]- Pays-Bas : écouter « aanreiken [Prononciation ?] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]