Aller au contenu

aanbotsen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Composé de la particule séparable aan et du verbe botsen heurter »).
Présent Prétérit
ik bots aan botste aan
jij botst aan
hij, zij, het botst aan
wij botsen aan botsten aan
jullie botsen aan
zij botsen aan
u botst aan botste aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
zijn botsen aand aangebotst

aanbotsen \Prononciation ?\ intransitif

  1. Heurter.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 73,3 % des Flamands,
  • 72,4 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]