Aller au contenu

bevriezen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Composé de la particule inséparable “be” et du verbe “vriezen”.
Présent Prétérit
ik bevries bevroor
jij bevriest
hij, zij, het bevriest
wij bevriezen bevroren
jullie bevriezen
zij bevriezen
u bevriest bevroor
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben, zijn bevriezend bevroren

bevriezen \Prononciation ?\ transitif et ergatif

  1. Geler, congeler.
    • voedsel bevriezen
      congeler de la nourriture
  2. (Sens figuré) Bloquer, geler.
    • de salarissen bevriezen
      geler les salaires
    • de nederzettingen bevriezen
      geler les colonies
  3. (se) geler
    • (Ergatif) Het water bevriest. - Het water is bevroren.
      L'eau gèle. - L'eau est gelée.

geler

bloquer

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 99,4 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]
Présent Prétérit
ik bevries bevroor
jij bevriest
hij, zij, het bevriest
wij bevriezen bevroren
jullie bevriezen
zij bevriezen
u bevriest bevroor
Auxiliaire Participe présent Participe passé
zijn bevriezend bevroren

bevriezen intransitif

  1. geler, se geler, se couvrir de glace
    • het voorruit is bevroren
      le pare-brise est couvert de glace

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]