Aller au contenu

bekonkelefoezelen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Présent Prétérit
ik bekonkelefoezel bekonkelefoezelde
jij bekonkelefoezelt
hij, zij, het bekonkelefoezelt
wij bekonkelefoezelen bekonkelefoezelden
jullie bekonkelefoezelen
zij bekonkelefoezelen
u bekonkelefoezelt bekonkelefoezelde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben bekonkelefoezelend bekonkelefoezeld

bekonkelefoezelen \Prononciation ?\ transitif (Informel)

  1. Mijoter, comploter, manigancer.
    • Het eenvoudigst is mij te vertellen wat jullie achter mijn onschuldige rug hebben bekonkelefoezeld. = Le plus simple, c’est de me dire ce que vous avez manigancé derrière mon dos innocent. (Hubert Lampo, De verdwaalde carnavalsvierder, chap. 17)

Prononciation

[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)